In juni 2016 berichtte verslaggever Joep Dohmen in de krant dat twee zorginstellingen Öztürk ervan zouden verdenken laakbaar te hebben gehandeld bij zakelijke transacties in de tijd dat hij nog geen Kamerlid was.
Daarbij werden de kop Onderzoek integriteit Denk-voorzitter Öztürk en de onderkop Vastgoed-deal – Twee zorginstellingen verdenken Kamerlid Öztürk van laakbaar handelen bij zakelijke transacties in zijn vorige leven als zakenman gebruikt.
Volgens de Raad voor de Journalistiek waren die koppen “te stellig en daarmee onjuist”.
Het onderzoek zelf werd wel op journalistiek toelaatbare wijze uitgevoerd, aldus de Raad: NRC heeft “deugdelijk onderzoek verricht en de artikelen opgesteld aan de hand van de destijds voorhanden feiten en omstandigheden. Bovendien hebben ze voldoende wederhoor toegepast voordat zij tot publicatie overgingen. Dat S. Öztürk (klager) daarvan geen adequaat gebruik heeft gemaakt, kan de krant niet worden verweten.”
De Raad heeft de krant verzocht de uitspraak integraal te publiceren. NRC heeft daar gehoor aan gegeven.
Monddood
Denk is tevreden over de uitspraak. Partijvoorzitter Öztürk zei in een verklaring: “Ik ben blij dat er een uitspraak ligt waaruit blijkt dat Joep Dohmen onzorgvuldig handelde. We kunnen als samenleving niet accepteren dat er geprobeerd wordt om gekozen volksvertegenwoordigers monddood te maken met valse krantenkoppen en onjuiste berichtgeving.”
Öztürk roept andere media die de koppen uit NRC Handelsblad “klakkeloos overnamen” op “dit onjuiste handelen op enige wijze recht te zetten”.
De partij benadrukt in de verklaring dat uit onderzoek door het onafhankelijke forensisch accountantsbureau Integis is gebleken dat Öztürk niets te verwijten valt inzake zijn transactie met zorginstelling Daelzicht in 2011. Ook zorginstelling Reinarde heeft vorig jaar na intern onderzoek laten weten zich niet bewust te zijn van misstanden in de samenwerking met Özturk, aldus Denk.
Begin februari meldde de partij nog naar de rechter te willen stappen, omdat NRC niet zou hebben gereageerd op een voorstel de zaak via de Raad voor de Journalistiek te regelen. De krant noemde die bewering “onzin”.